Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Ik zal uw [43]hoogten verderven, en uw [44]zonnebeelden uitroeien, en zal uw dode lichamen op de [45]dode lichamen uwer [46]drekgoden werpen; en Mijn ziel zal aan u walgen. 43. Versta, hoge plaatsen, als bergen en heuvelen, op welke men de afgoden offeranden deed; of de hoge timmeringen der altaren. Zie van deze ook Num.33:52; Ezech.6:3. 44. Het Hebreeuwse woord betekent beelden, die hun naam hadden van hittigheid en warmte, of [zoals men meent] omdat zij in de zon tentoon stonden. Anderen verstaan de huizen en altaren, die ter ere van de zon opgericht waren. Of op welke het vuur als een God werd geeerd. Zie van deze beelden ook 2 Kron.14:5, en Ezech.6:4, enz. 45. Alzo noemt hij de afgebroken stukken der afgoden en de rompen derzelve, zoals die verachtelijk daarheen zouden geworpen worden, alzo zouden ook de lichamen der afgodendienaars veracht en de begrafenis niet waardig gehouden worden. 46. Hebreeuws, drekken; dat is, welke door God niet anders dan als mensendrek geacht worden en die ieder daarom billijk als stinkende drek behoorde te verfoeien. De beelden der afgoden worden dikwijls aldus genoemd, om ons van afgoderij als van een afschuwelijke vuiligheid een walging te maken. Zie Deut.29:17; 1 Kon.15:12; 2 Kon.17:12, en 2 Kon.21:11; Jer.50:2; Ezech.6:6, en Ezech.14:3, en Ezech.20:7, enz.